Let op je bezoekt nu de archiefsite. Bekijk de actuele website hier.

Let op deze site dient als archief.
Ga naar www.psycholoogwijnberg.nl voor de actuele website.

Columns en Archief

Communicatiestoornis

07 October 2007
Door: Jeffrey Wijnberg

Als tegenwoordig iets misloopt in Nederland, dan wordt er al gauw gesproken van een communicatiestoornis. Het is een duur woord voor een heel gewoon verschijnsel, namelijk dat mensen elkaar niet begrijpen.








Om de vele communicatiestoornissen te verklaren worden vervolgens nog imposantere woorden van stal gehaald zoals: ’ruis in de terugkoppeling’, ’foutieve herkadering in de onderlinge feedback’ of ’blokkade op metaniveau’. Alleen al door zo chique te wauwelen, is het logisch dat mensen elkaar verbaal kwijtraken. Doorgaans is echter de werkelijke oorzaak van onze dagelijkse spraakverwarring onthutsend simpel: wat mensen zeggen is niet meer te verstaan.
En dan heb ik het niet over plaatselijke dialecten, Marokkaanse accenten, Surinaamse intonaties of de vele Engelse statements die een eenvoudig verhaal omtoveren in een soort exotische woordsalade. Nee, dat maakt juist het taalgebruik zo kleurrijk. Ik bedoel letterlijk dat mensen onverstaanbaar zijn. Om de haverklap hoor je (ternauwernood) deze of gene iets brabbelen, miespelen of lispelen. De meeste mensen praten binnensmonds waardoor automatisch van de toehoorder verwacht wordt dat hij zich extra inspant om te achterhalen wat wordt bedoeld.
Zo blijkt dan ‘aslut’ te staan voor ‘ab-so-luut’, ‘kwezonie’ vertaald te moeten worden met ‘dat weet ik zo niet’, en het merkwaardige woord ‘kmiskelen’ de betekenis te hebben van ‘kan mij niks schelen’. En het schijnt deze vage figuren zelf niet te storen wanneer zij keer op keer de wat-zegt-u-vraag te horen krijgen. Het onverstaanbare gefluister staat niet alleen goed contact in de weg, maar is ook niet bevorderend voor een heldere manier van denken, oftewel: slap gepraat geeft ook slappe gedachten.
Het troebele denken is, op zijn beurt, weer ondermijnend voor het zelfvertrouwen, vergelijkbaar met wat mensen ervaren als zij een slordig huishouden voeren: alles wat smerig, onopgeruimd of onafgewerkt is, geeft tussen de oren ook één grote warboel. Opvallend hierbij is dat de kinderen van notoire brabbelaars even onverstaanbaar zijn, en dus niet gecorrigeerd worden in deze belangrijke fase van taalontwikkeling.
Ook op scholen is er kennelijk weinig speciale aandacht voor het spreken, en zou een logopediste handenvol werk hebben om nog iets van helder spreekgedrag aan te leren. Dat kinderen niet aangesproken worden op hun gefrazelerij, is hen niet aan te rekenen. Deze taak blijft de verantwoordelijkheid van volwassenen. Maar, dat volwassenen onverstoord blijven mompelen is wel een teken van geestelijke laksheid.
Volwassenen onderling zijn ook nog eens bijzonder nalatig in het corrigeren van elkaar, alsof er sprake is van plaatsvervangende schaamte voor de pruttelaar. En dat is jammer. Want, net als de persoon die zijn gulp open heeft staan, uit zijn mond stinkt of etensresten op zijn kin heeft plakken, heeft ook de onnavolgbare murmelaar er recht op om te weten dat hij geen reclame is voor zichzelf.
Over reclame gesproken: mocht u modern op de versiertoer willen gaan via een datingsite, dan is de interesse vaak zó gewekt. Maar, als u wordt afgewezen na een afspraak in het echt, dan is er zeer waarschijnlijk sprake van een communicatiestoornis: u zegt genoeg, maar u komt niet fris over.


Auteur: Jeffrey Wijnberg
Originele publicatie: de Telegraaf
Datum: zo 07 okt 2007, 11:42


Lees ook:

Bekijk alle columns

Reacties

  • Het wordt pas echt lastig als jouw communicatiestoornis wordt aangezien voor een contactstoornis, wat ik als snelprater nog wel eens meemaak.
    In een nieuwe groep mensen, bijv collega's gaat het vaak alsvolgt: Oeps ze praat wel erg snel. (Ja dat is zo, ik doe mijn best, maar traag wordt het nooit) Vervolgens zijn er enkelen die bewust of onbewust mijn spraak onder controle proberen te krijgen. Hierdoor hou ik effectief minder ruimte over om mijn spraak bij te sturen en dus minder af te remmen. Resultaat is dat ik automatisch nog sneller ga praten. Ik pas me aan aan de geboden ruimte. Dat vind men raar, we geven toch het signaal aan om langzamer te praten? Ze pikt geen signalen op: contactgestoord.We doen er nog maar een schepje bovenop, misschien krijgt ze het dan door. En de spraak wordt sneller en sneller.
    Tot op een dag iemand op het lumineuze idee komt om me wel uit te laten ratelen. En ik de ruimte terugkrijg om weer enigszins uit mijn tekst te komen. OOOOH, we moeten haar juist wel uit laten praten, het lag al die tijd aan onszelf!!! En ik kom weer teug op mijn begintempo, dat nu (soms opgelucht) wordt geaccepteerd.
    Ik leg bij nieuwe mensen dan ook vaak uit dat mijn snelle praten een vorm van stotteren is en dat ik er al logopedie voor heb gehad. Dat ze mij altijd mogen vragen om langzamer te praten, graag zelfs. Ik realiseer me terdege dat het feit dat ik mezelf versta geen garantie is dat een ander dat ook doet. En ik adviseer om op mij te reageren zoals je dat ook bij een gewone stotteraar ook doet.
    Meestal werkt dit redelijk. Hoewel het nog wel eens vragende blikken oproept. En dat ik zelf degene ben die advies geeft, wordt ook wel eens raar gevonden. Tenslotte kan ik mijn gebrek natuurlijk nooit snappen, anders was ik er al mee opgehouden om hem te vertonen. Blinden houden tenslotte ook spontaan op met blind zijn als ze eenmaal doorhebben dat ze niks zien.
    Officieel heet het spraakgebrek trouwens Broddelen. Het is vooral een timingsprobleem. Ratelen is er een onderdeel van. Logopedie kan veel betekenen, is geen garantie voor volledige traagheid.

    Marijke
    07/08/2013 16:52
    (11 jaren geleden)

RSS feed van de reacties op deze pagina | RSS-feed voor alle reacties

Plaats uw reactie