Het is tegen de wet om te frauderen. Dat weet iedereen. En om fraude op te sporen, dient er gecontroleerd te worden op een correcte gang van zaken. Dat klinkt logisch. Maar die controles hebben, meer dan eens, een averechts effect. De vraag van vandaag is hoe dit, psychologisch gezien, te verklaren is.
Laat ik vooraf zeggen dat zeer blij ben om in een rechtsstaat te leven; en dat ik alle wethandhavers een warm hart toedraag. Dat gezegd hebbende, is het van belang om te kijken hoe het psychologisch effect is van controles. Welnu, als je ervan uitgaat dat je iets of iemand moet controleren, dan vertrouw je er niet op dat het allemaal vanzelf goed gaat. Nee, het uitgangspunt van controle is: wantrouwen. Mensen worden in de gaten gehouden omdat de controleurs de mens in zijn doen en laten wantrouwen. Een simpel voorbeeld is het statiegeld: je moet eerst de flessen in een machine deponeren en het briefje met het correcte bedrag aan statiegeld inleveren bij de kassa. Pas dan krijg je je statiegeld geretourneerd. In Amerika hebben ze een veel goedkoper systeem, ook wel het ‘honor-system’ genoemd: je doet zelf de flessen in de correcte flessenrekken; en als je bij de kassa komt, zeg je gewoon hoeveel flessen je hebt ingeleverd. Dan krijg je het bijbehorende statiegeld van de caissière terug. Dat scheelt nogal wat personeel; en dus overbodige kosten. Natuurlijk zal er wel eens iemand wat flessen meer claimen, maar in de praktijk blijkt er zelden gefraudeerd te worden, oftewel: geef mensen het vertrouwen en zij zullen moeite hebben om dat gegeven vertrouwen te beschamen. En laat nou het omgekeerde, psychologisch gezien, ook het geval zijn: laat de ander duidelijk blijken dat je hem niet vertrouwt, dan zal hij meer dan eens denken: ‘nou als je me niet vertrouwt, dan vertrouw ik jou ook niet’. En in dat geval is de kans op enige vorm van fraude vele malen groter. Dit fenomeen is eigenlijk al waar te nemen in de opvoeding. Ga je je kind (vaak) controleren of hij wel op tijd op bed ligt, dan zal hij eerder geneigd zijn om met een zaklantaren onder de dekens nog wat extra leestijd mee te pakken. Tenminste, dat ik deed ik vroeger wel. En ik had ook nog een vernuftig detecteer systeem aangelegd waardoor er bij mij een lampje ging branden als één van mijn ouders de trap opkwam. Zo jong als ik was, kon ik toen al het ouderlijke controlesysteem handig omzeilen. Fraudeurtje in de dop. Dat was voor mij, als vader, des te meer reden om tegen mijn kinderen te zeggen: ‘ik vertrouw erop dat je je gezond verstand gebruikt.
Wantrouwen zet meer dan eens kwaad bloed. Maar het nadeel van vertrouwen, is dat er dan ongezien kan worden gefraudeerd. Toch zegt mijn ervaring dat de meeste mensen deugen.
Er heeft nog niemand gereageerd op deze pagina.
RSS feed van de reacties op deze pagina | RSS-feed voor alle reacties